De fietsendief
Het was gezellig geweest op het feest, maar nu was het tijd om naar huis te gaan. Een extra dikke trui tegen de kou, een warme winterjas en een paar wolle handschoenen, zo kon hij gewapend tegen de kou de kilometers lange tocht naar huis aan. Hij ging naar de fietsen stalling om zijn fiets op te halen. in het schaarse maanlicht wist hij precies waar zijn fiets stond, in dat donkere hoekje daar. Het viel hem op dat de andere fietsen duidelijk meer reflecteerden in het zwakke maanlicht dan de zijne. Dichterbij gekomen zag hij de reden hiervan. Enkele uren eerder, tijdens het feest had hij buiten wel de ruziende mensen gehoord, en daarna die auto die wegscheurde, maar het gesprek was zo interessant. Wist hij dat die mensen zijn fiets gestolen hadden! Verwensingen schoten door zijn hoofd! Most hij nou dat hele takke-end door die kou gaan lopen! OK, hij was wel ruimschoots warm genoeg gekleed maar toch, het zou wel bijna twee uur lopen zijn. Woedend was hij! Fietsendieven moesten ze ophangen, zoals vroeger in het wilde westen, maar daar waren te beschaafd voor in Nederland. En zie het resultaat: hij moest uren door de nacht gaan lopen!
De tocht door de barre winternacht. Het was een mooie heldere lucht, gevuld met sterren. Het vroor zachtjes, maar met twee truien, een winterjas en handschoenen was hij toch goed beschermd tegen de kou. Zijn woede temperde bij het aanschouwen van de hemellichamen in de serene rust van de nacht. Een aantal fietsers gingen met een grote boog hem voorbij, je wist immers maar nooit in het donker. . . Als de lichtval goed was kon hij een heel stuk voor hem nog iemand zien lopen met zijn fiets. Waarschijnlijk een lekke band, ook dat kan gebeuren. Geleidelijk aan, keerde de rust weder in hem. Langs het water tussen de bomen voelde hij zich steeds meer verbonden met de Schepper van al dit moois. De glinsterende sterren daar boven, af en toe een glinstering op de rimpels van het water en zelfs een glinstering daar ginds links tussen de bomen bij het water. Het had allemaal wel iets vertrouwds. Hij dankte de Heer voor het licht op dit anders zo donkere stuk fietspad, en omdat Hij hem de wegleidde zoals altijd. Hij kwam dichterbij de glinstering links van hem bij het water. Dat leek zijn fiets wel!
Sterker nog, dat was zijn fiets! Zijn hart klopte sneller en ook de nachtelijke stilte leek minder intens. Hij liep naar zijn fiets om hem op te rapen, maar die zag er behoorlijk gehavend uit. Het leek wel of iemand hem voor een auto had gegooid of dat die door een auto was geschept! Naast hem, iets lager en vlak bij het water hoorde hij zacht gekreun. In de schaduw van de struiken was het wel erg donker dus hij moest dichterbij komen om te zien wie daar was. Daar lag een jongen met een bebloede en zwaar gehavende spijkerbroek. Het onderbeen had een merkwaardige bocht, waaruit hij concludeerde dat dat gebroken moest zijn. Zoiets deed pijn, dat kon hij zich nog wel herinneren van die voetbalwedstrijd een aantal jaren geleden. De jongen oprapen en vervoeren zo alleen maar meer pijn doen. De gewonde jongen was door de kou zo verkleumd dat hij nog maar nauwelijks aanspreekbaar was. Hij dekte het slachtoffer af met een trui en belde 112. Nadat hij verteld was wat er gebeurd was en zijn naam en adres had opgegeven, kwam de ambulance ter plekke om de jongen op te halen.
De volgende dag belde hij naar het ziekenhuis om te weten hoe het met de patient ging. Naar een nacht op de intensive care vanwege de ernstige onderkoelingsverschijnselen, was de patient overgeplaatst naar een gewone afdeling. Zijn been was gespalkt en het zou nog wel vele weken duren voordat dat genezen zou zijn, waarna de revalidatie nog zou volgen. De patient was echter gelukkig buiten levensgevaar.
Enkele maanden later, toen hij thuis zat, ging de deurbel. Voor hem stond een jonge man met een bloemetje, die hem vaag bekend voorkwam. Deze zei: "ik wilde je bedanken dat je de ziekenwagen hebt gebeld en mijn leven hebt gered, een paar maanden geleden", en gaf hem het bloemetje. "Buiten bij de kroeg, viel een groep jongens een buitenlander lastig. Toen ik me ermee bemoeide, kon het slachtoffer wegvluchtten. Helaas kwamen ze toen achter mij aan. Ik gritste snel de ene of andere fiets, brak het slot, sprong erop en reed weg. Maar ja, later kwam een auto achter mij aan, en die reed mij van de weg, terwijl ik op het fietspad reed. Ik denk dat dat dezelfde jongens waren." Vanuit de gang staarde hij naar buiten tussen de sterren door, terwijl het bloemetje uit zijn hand schoot . . .
John
De tocht door de barre winternacht. Het was een mooie heldere lucht, gevuld met sterren. Het vroor zachtjes, maar met twee truien, een winterjas en handschoenen was hij toch goed beschermd tegen de kou. Zijn woede temperde bij het aanschouwen van de hemellichamen in de serene rust van de nacht. Een aantal fietsers gingen met een grote boog hem voorbij, je wist immers maar nooit in het donker. . . Als de lichtval goed was kon hij een heel stuk voor hem nog iemand zien lopen met zijn fiets. Waarschijnlijk een lekke band, ook dat kan gebeuren. Geleidelijk aan, keerde de rust weder in hem. Langs het water tussen de bomen voelde hij zich steeds meer verbonden met de Schepper van al dit moois. De glinsterende sterren daar boven, af en toe een glinstering op de rimpels van het water en zelfs een glinstering daar ginds links tussen de bomen bij het water. Het had allemaal wel iets vertrouwds. Hij dankte de Heer voor het licht op dit anders zo donkere stuk fietspad, en omdat Hij hem de wegleidde zoals altijd. Hij kwam dichterbij de glinstering links van hem bij het water. Dat leek zijn fiets wel!
Sterker nog, dat was zijn fiets! Zijn hart klopte sneller en ook de nachtelijke stilte leek minder intens. Hij liep naar zijn fiets om hem op te rapen, maar die zag er behoorlijk gehavend uit. Het leek wel of iemand hem voor een auto had gegooid of dat die door een auto was geschept! Naast hem, iets lager en vlak bij het water hoorde hij zacht gekreun. In de schaduw van de struiken was het wel erg donker dus hij moest dichterbij komen om te zien wie daar was. Daar lag een jongen met een bebloede en zwaar gehavende spijkerbroek. Het onderbeen had een merkwaardige bocht, waaruit hij concludeerde dat dat gebroken moest zijn. Zoiets deed pijn, dat kon hij zich nog wel herinneren van die voetbalwedstrijd een aantal jaren geleden. De jongen oprapen en vervoeren zo alleen maar meer pijn doen. De gewonde jongen was door de kou zo verkleumd dat hij nog maar nauwelijks aanspreekbaar was. Hij dekte het slachtoffer af met een trui en belde 112. Nadat hij verteld was wat er gebeurd was en zijn naam en adres had opgegeven, kwam de ambulance ter plekke om de jongen op te halen.
De volgende dag belde hij naar het ziekenhuis om te weten hoe het met de patient ging. Naar een nacht op de intensive care vanwege de ernstige onderkoelingsverschijnselen, was de patient overgeplaatst naar een gewone afdeling. Zijn been was gespalkt en het zou nog wel vele weken duren voordat dat genezen zou zijn, waarna de revalidatie nog zou volgen. De patient was echter gelukkig buiten levensgevaar.
Enkele maanden later, toen hij thuis zat, ging de deurbel. Voor hem stond een jonge man met een bloemetje, die hem vaag bekend voorkwam. Deze zei: "ik wilde je bedanken dat je de ziekenwagen hebt gebeld en mijn leven hebt gered, een paar maanden geleden", en gaf hem het bloemetje. "Buiten bij de kroeg, viel een groep jongens een buitenlander lastig. Toen ik me ermee bemoeide, kon het slachtoffer wegvluchtten. Helaas kwamen ze toen achter mij aan. Ik gritste snel de ene of andere fiets, brak het slot, sprong erop en reed weg. Maar ja, later kwam een auto achter mij aan, en die reed mij van de weg, terwijl ik op het fietspad reed. Ik denk dat dat dezelfde jongens waren." Vanuit de gang staarde hij naar buiten tussen de sterren door, terwijl het bloemetje uit zijn hand schoot . . .
John